De vraag naar inzet van onbemande luchtvaartuigen (UAS) neemt toe, zowel nationaal als internationaal. Onbemande luchtvaartuigen kunnen dijken bewaken, grenzen inspecteren, surveilleren voor de politie en militaire taken uitvoeren. Bij civiele toepassingen bieden ze vooral technische, economische en milieuvoordelen. Tijdens militaire of paramilitaire missies bieden ze een kosteneffectieve oplossing voor taken die te saai of juist te gevaarlijk zijn voor bemande vliegtuigen. Voor het eerst is er grondig onderzoek gedaan door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) naar benodigde vaardigheden voor het opereren van een UAS.

Trainingsonderzoeken naar het opereren van UASs zijn (inter)nationaal niet gebruikelijk doordat leercurves gemeten moeten worden en dus tijdrovend en duur zijn. Daarentegen groeit de inzet van UASs snel. De vraag naar UAS operators neemt daarom tevens snel toe. Zo worden er in de United States Air Force (USAF) momenteel meer UAS operators opgeleid dan militaire vliegers.

Voor het NLR onderzoek zijn alle handelingen en activiteiten die een UAS operator verricht of nodig zijn voor het opereren van een UAS eerst in kaart gebracht. Vervolgens is gekeken naar welke eigenschappen een UAS operator hiervoor nodig heeft om het competentieprofiel vast te kunnen leggen. Uit het onderzoek is gebleken dat een UAS operator 1) goede communicatieve vaardigheden moet hebben, 2) de aandacht goed moet kunnen verdelen, 3) een goed werkgeheugen of korte termijngeheugen moet hebben, 4) logisch moet kunnen redeneren, 5) niet snel wordt afgeleid en 6) het visueel zoeken goed moet beheersen. Hiermee wordt bedoeld het actief scannen van de visuele omgeving voor een bepaald object (het doel) tussen andere objecten (afleiding).

Na een IQ-test, een communicatietest en een Useful Field Of View (UFOV) test hebben alle proefpersonen deelgenomen aan missies in de simulator. Met de IQ-test kan geheugen en logisch redeneren gemeten worden. Met de UFOV test, die van origine gebruikt wordt om de rijvaardigheid van senioren te testen, kan gemeten worden hoe goed mensen hun aandacht kunnen verdelen en visueel kunnen zoeken.

Aan het einde van elke missie zijn de resultaten of scores bekendgemaakt aan de proefpersonen zodat zij kunnen leren van gemaakte fouten. Op deze manier is het mogelijk de leercurve van elk deelnemend proefpersoon in kaart te brengen. Een aantal van de gehypothetiseerde competenties zoals logisch redenatie en werkgeheugen, blijken inderdaad voorspellend voor de prestatie van de operator. Maar hierin zit een nuance. Proefpersonen met een relatief lage score op logisch redenatie en hoge score op werkgeheugen (type 1) presteren beter bij aanvang van de missies maar stijgen nauwelijks. Omgedraaid laten proefpersonen met een relatief hoge score op logisch redenatie en een lage score op werkgeheugen (type 2) een steilere leercurve zien ondanks een relatief lage beginscore.

Wat dit uiteindelijk voor de wereld van UASs betekent? Het betekent dat UAS operators geselecteerd, en wellicht getraind, kunnen worden op competenties. Complexe missies vragen om zeer capabele operators waar een steile leercurve in de opleiding noodzakelijk voor is. Selecteren en trainen op de relevante competenties kan hierin van (groot) belang zijn.